Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [3]de eerste ging henen, en [4]goot zijn fiool uit [5]op de aarde; en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die [6]het merkteken van het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden. 3. Dat door deze engelen de werktuigen Gods worden verstaan, waardoor de antichrist met zijn gehele heerschappij in verschillende tijden en met verscheidene trappen, is geplaagd of gestraft, blijkt genoeg uit het gehele oogmerk van vs.-1 en uitdrukkelijk uit vs.2,6,10. Dan, of deze de hemelse geesten zelf zijn geweest, of andere die onder hun beleid daartoe in de wereld door God zijn verwekt, zal uit het verklaren van elke fiool het best blijken. 4. Al deze volgende plagen komen zeer wel overeen met de plagen, die God door Mozes en Aaron, op den koning Farao en zijn volk, toen hij de Israelieten uit Egypte wilde verlossen, heeft doen komen; gelijk uit de vergelijking met Ex.78910 is te merken, uitgenomen de plaag in de vierde fiool vs.8 begrepen, waardoor God Achab en de zijnen, die de profeten ook doodden, en Gods volk vervolgden, onder Elia heeft gestraft; zie 1 Kon.1718. Of nu deze plagen naar de letter, of in geestelijken zin moeten verstaan worden, is niet enerlei gevoelen; en zulks is te duisterder, omdat een deel daarvan nog niet uitgestort, maar nog toekomende is; gelijk daaruit blijkt, dat deze plagen hiervoor, hfdst.15 vs.1, uitdrukkelijk worden genoemd de zeven laatste plagen, en dat in vs.-1 door dezelfde plagen degenen worden gestraft, die het merkteken van het beest en het grote Babylon eindelijk door deze worden uitgeroeid; van welke uitroeiing in hfdst.1718 een nader verhaal zal volgen, hetwelk grotendeels nog moet vervuld worden. De uitgang dan zal enige dingen hiervan nog nader ontdekken. Daartussen zal, hetgeen nu waarschijnlijkst is, op elke fiool kortelijk aangetekend, worden. 5. Het rijk van den antichrist wordt doorgaans in deze openbaring als een wereld gezien, waarin aarde, zee, rivieren, lucht, zon, sterren, enz., zijn; en dat vanwege zijn gestalte en de macht die de antichrist zichzelf over hemel, aarde, zee enz., toeschrijft. Het eerste deel dan van deze antichristische wereld, is de aarde, waardoor hier, gelijk elders in dit boek, de aardse mensen in het algemeen worden verstaan, die aardse en afgodische godsdiensten toegedaan zijn, en deze hardnekkig voorstaan; waarover deze eerste fiool, naar het gevoelen van velen, wordt gezegd uitgegoten te zijn, toen het antichristische rijk is begonnen afbreuk te lijden, als door de vernieuwing van de prediking van het eeuwige Evangelie, in verscheidene plaatsen van Europa, door Waldus, Wiclef, Johannes Hus, Hieronymus van Praag, en hun gelijken, de mensen van deze antichristische wereld, en de aanbidders van het beest, in plaats dat zij zich hadden behoren te bekeren, door Gods rechtvaardig oordeel in een verkeerden zin zijn overgegeven, en met haat en nijd, als door een boos gezweer in hun gemoed zijn ontstoken en gekweld, zo dat zij noch zichzelf, nog anderen enige rust hebben kunnen geven, totdat zij het Evangelie weder zoveel hun mogelijk was hebben gedempt of verduisterd. Hoewel enigen ook daar bijvoegen, dat tot een bijzondere straf van deze afgodische mensen en vervolgers van Gods volk, nu omtrent 140 jaar geleden, enige verborgene ziekten en verzweringen, in de landen, den antichrist allernaast gelegen, zijn begonnen te heersen, die vandaar voortgegaan zijn in andere delen van Europa, inzonderheid tegen degenen, die in hun gedwongen ongehuwden staat vele onreinheden hebben bedreven, die voor de wereld ook schandelijk zijn te zeggen; met welker gelijke God ook den Filistijn heeft geplaagd, als zij de ark des verbonds bij zich gevangen hielden; 1 Sam.5:6, enz. 6. Zie hiervan en van het volgende, de verklaring op hfdst.13 vs.14.